Over ‘mystics or madness’ en het Afrikaanse famili - Reisverslag uit Kotu, Gambia van milou niëns - WaarBenJij.nu Over ‘mystics or madness’ en het Afrikaanse famili - Reisverslag uit Kotu, Gambia van milou niëns - WaarBenJij.nu

Over ‘mystics or madness’ en het Afrikaanse famili

Door: milou

Blijf op de hoogte en volg milou

20 November 2006 | Gambia, Kotu

Het vullen van mijn weblog loopt een ‘beetje’ achter; onderstaande tekst begint op 19 oktober.

Heb eindelijk een appartementje gevonden; het guesthouse werd nogal begrotelijk en bovendien kon ik daar niet echt tot rust komen om geconcentreerd te werken; dat gaat bij mij het best op een plek van mijzelf. Desondanks vind ik mezelf vanavond buitengewoon zielig. Van wat ik mijzelf dagelijks voorneem, komt nog niet de helft voor elkaar; de gebeurtenissen gaan sneller dan ik in mijn dagboek kan bijhouden; ik ren van hot naar her en de dagen vliegen voorbij.
Nu zit ik hier op mijn bed op de grond, in een snikhete kamer met een kaars – er is geen stroom, dus ook geen licht of ventilator - en wierook ‘om het gezellig te maken’. De laptop op mijn knieën met een handdoek eronder want alles aan mij is drijfnat van het zweet. Verbazend dat het ding nog niet aan het roesten is. Als de stroom het weer doet, heb ik licht om de klamboe op te hangen, want anders pak ik ook nog even een malaria mee. De radio van de buren overstemt de krekels; er is al bijna een half uur een kinderkoor aan het zingen, steeds maar weer dezelfde twee regels van een refrein. Nanina nanina. Het avondgebed duurt ook eindeloos. Het lijkt me allemaal niet gezond, en nogal geforceerd. Vasten, bidden, en eindeloos praten over vasten en bidden. Zelfs in de gewoonste radioprogramma’s wordt voortdurend gerefereerd aan de Ramadan. Advertenties voor allerlei producten staan er bol van (‘breek vanavond je vasten met gezond mineraalwater van merk X’), zoiets als Kerst bij ons. Maar de context is veel religieuzer. Deze hele maatschappij is doordrenkt van religie, op een voor mij onbegrijpelijke manier. En in de heilige maand van de Ramadan komt er dus helemaal geen einde aan dit alles. Het vasten zelf lijkt overigens een doel op zich te worden, vergelijkbaar met stoppen met roken: ‘houd ik het vol tot het einde van de maand?’ Met dit verschil: bij de Ramadan kijkt de Almachtige toe of je vals speelt.
Soms meen ik een windje te bespeuren, en hoop dat het aanhoudt, maar het duurt slechts enkele seconden en dan is er weer de klamme deken van zo’n 35 graden.

Opeens schiet me te binnen wat Modu, de marabout, mij vanmiddag vertelde over de geboortedag van de profeet Mohammed, die morgen gevierd wordt. Van iemand anders hoorde ik later dat dat niet juist is, en dat klopt ook met mijn herinneringen over mijn research van de ‘kleine wassing’ die ik tijdens mijn bachelor deed. Dat was in april – mei 2004 en toen werd er ter ere van de profeet op 10 april een optocht gehouden in Amsterdam. Hoe dan ook, morgen is er een ‘public holiday’ volgend op een hele nacht vol gezang en gebed. Dat zal dan ook wel het kinderkoor + mannenstem zijn op de radio, die nu al enkele uren aanhoudt. De medebewoners op de compound zingen mee; ze zitten in een kring in het donker, er is slechts het licht van het kwijnende houtvuurtje waarop vanmiddag gekookt is. In andere compounds en in de moskee is ook gezang te horen, voornamelijk mannenstemmen. Het is een vreemde gewaarwording, een hele samenleving die een nachtlang blijft doorzingen (ik hoor weinig vrouwenstemmen, maar de vrouwen zijn wel aanwezig). Inmiddels is het een uur of twaalf, en nog steeds zijn overal stemmen te horen.

Het contrast met het toeristische uitgaansgebied Senegambia kan niet groter. Hier heerst een volkomen andere sfeer, met nachtclubs en discotheken, restaurants en bars. Er is licht en airconditioning en er wordt alcohol geschonken, en het zou evengoed Rhodos, Antalya of Antananarivo kunnen zijn. De Gambianen die hier nu niet beroepshalve zijn – obers en keukenpersoneel - moeten wel ‘van god los’ zijn; mij is verteld dat het een van de belangrijkste ceremonies van het Islamitische jaar is. De derde informant die ik spreek, legt uit dat het weliswaar niet de geboortedag van Mohammed, maar toch een heel belangrijke feestdag is, omdat verschillende ingrijpende gebeurtenissen op deze dag plaatsvonden. De profeet Moses daalde af van de berg met zijn stenen tafels met de tien geboden; Mohammed zag het licht en ook Jesus – hier de profeet Isis genoemd, niet te verwarren met de god Isis van de Egyptenaren ;-) ) – verrichtte een van zijn wonderen op deze dag. En het zal de Dag des Oordeels zijn, aldus deze informant.

Later in de nacht – slapen is onmogelijk - maak ik opnamen van de gezangen; eindeloze herhalingen met soms plotseling een crescendo of tempowisseling. Zouden ze uit een boek zingen of gaat alles uit het hoofd, vraag ik me af. Het heeft iets heel mystieks, mysterieus ook, vooral als ik me voorstel dat dit feest nu in zoveel islamitische landen gevierd wordt.

Wanneer ik diep in de nacht bij het huis van de familie T. arriveer, is de bewaker in diepe slaap, wat mij vreemd voorkomt gezien zijn devotie en standvastig vasten gedurende de dag. Zou hij niet moeten meezingen? Hij ligt op de veranda en heeft zich als een mummie volledig in lakens gewikkeld. Hij is nogal doof, ook al een vreemde eigenschap voor een bewaker, maar de bewoners van het huis hebben hem deze baan gegeven uit mededogen. De waakhonden zouden nu moeten aanslaan, maar ik hoor alleen het gezang van de gelovigen.
Dit huis is een soort microkosmos op zich; veel etnische groepen en ieder zijn rol. De eigenaar is een katholieke Libanees, getrouwd met een eveneens katholieke Diolla vrouw; een nogal bijzondere combinatie (de Diolla zijn overigens overwegend katholiek vanwege hun oorsprong uit de Casamance in Senegal, waar de Fransen het katholicisme brachten). Ze zijn beiden geboren Gambianen, begonnen met niets en rijk geworden in de pindateelt. Nu bezit de familie veel land op plekken waar men dertig jaar geleden zijn neus voor ophaalde, in het toeristische gebied aan de kust, in het dorp Bakau waar toen nog helemaal niets was, en op idyllische plekken ‘up country’, zo vertelt men mij. In het huis is iedereen welkom en het is een komen en gaan van neven, nichten, tantes, ooms, vrienden, personeel en werklieden voor kleine of grote klussen, . De bewoners zelf omvatten vier generaties: heel kleine kinderen spelen (van de familie en het personeel samen), stoeien en klimmen in bomen (zie foto). Zoals ik al eerder schreef is een kind hier nooit alleen; altijd zijn er speelkameraadjes maar ook concurrenten; volgens mij word je daar heel weerbaar van.
Een oud dametje is de hele dag in de weer met fruit schillen, hout hakken en eten koken. Deze ‘Auntie Umi’ is een verre verwant van de familie; de exacte relatie is mij niet duidelijk. Zij heeft een kleinkind van een jaar of vier, vijf, een plaatje van een meisje met grote slimme ogen en een sterke wil. De moeder van het kind is buiten beeld.
Ook Ramatoulie (spreek uit: ramatoelaï), het dienstmeisje, is als vijfjarige door de vrouw des huizes geadopteerd toen zij verwaarloosd werd door de tante bij wie ze woonde. Ironisch genoeg kwam haar familie haar opeisen toen ze vijftien was, om haar uit te huwelijken aan een – volgens zeggen – zeer oude man. De vrouw als handelswaar, want hier was een bruidsschat in het geding. Mevrouw T. heeft ze het huis uit gegooid. ‘Toulie’ is nu ongeveer tweeëntwintig, maar spreekt nog steeds slechts een paar woorden Engels. Iedereen in huis hoeft maar te kikken – ‘TOULIE!!’ ‘Naam?’ wat zoveel betekent als ‘ja, ik ben hier’- en ze laat haar bezigheden in de steek om aan de – in mijn ogen – meest onnozele wensen te voldoen, zeep of water brengen, (oplos)koffie zetten, sigaretten halen. Als een onzichtbare gaat ze door het huis en ’s ochtends al is het schoon, zijn de bedden opgemaakt en de was gedaan, inclusief strijkwerk met een strijkijzer dat op een houtskoolvuur verwarmd wordt. De rest van de dag moet er gehakt worden (hout, beenderen), gestampt in een traditionele houten pot (cassava, millet – wat is de Nederlandse vertaling? – en okra en pepers voor de saus), bergen fruit geschild en gekookt op een houtvuurtje. In het huis van deze rijke familie is geen verspilling, en er is weinig nodig van buiten. De tuin is prachtig en functioneel tegelijk. Er zijn talloze fruitbomen – mango, sinaasappel, banaan, limoen, avocado, papaya - en er scharrelen kippen en een haan rond. Er wordt bijna dagelijks in zee gevist, waardoor het menu vrijwel altijd vis bevat.
Enkele jonge mannen zijn ook een groot deel van de dag in en rond het huis aanwezig maar hun taak is mij minder duidelijk. Een manusje-van-alles en een chauffeur, die auto’s wast en de heer en vrouw des huizes rondrijdt; gezien de staat van het wegdek geen overbodige luxe voor deze al oude mensen. Deze chauffeur is een nietsnut, die bijvoorbeeld vorige week vergat te melden dat er een zekering kapot was en een reparatie aan het accusysteem van een van de auto’s dringend noodzakelijk was, waardoor de eigenaar ergens op een ongelukkig moment kwam stil te staan. De man is ontslagen (om vervolgens enkele dagen later weer in dienst te worden genomen. ‘Ach, wat moet hij anders’).

Het huis heeft een heel open constructie. Aan de zuidkant is een overdekte galerij over de hele lengte van het huis, die voorkomt dat de zon rechtstreeks de woonkamer binnenschijnt. De slaapkamers zijn verspreid over twee vleugels met een lange open gang, waardoor elke kamer ramen heeft in minstens twee, soms drie muren. Naast ventilatie maakt deze constructie het mogelijk dat de bewoners vanuit elke hoek van het huis of de tuin met elkaar kunnen praten, en hele gesprekken vinden dan ook plaats van het ene eind van de compound naar het andere. Soms is roepen niet eens nodig; het personeel is voortdurend alert.
Ik voel mij zeer welkom in deze familie; men lijkt mij zonder vragen te stellen gewoon te accepteren. Intussen leert men mij op een subtiele manier de do’s and don’ts van de Gambiaanse cultuur. Zo is het bijvoorbeeld een grote belediging om een aangeboden maaltijd te weigeren; argumenten zoals ‘ik heb geen honger’ tellen niet. Dan word je geacht in ieder geval enkele happen te nemen. Overigens gelooft men hier dat het niet gezond is te eten als iemand toekijkt of tijdens het eten een gesprek te voeren. Het leidt af van waar men mee bezig is, eten. Hoogstens een enkele opmerking over de smaak of substantie (‘lekker pittig, uitstekende vis’) is toegestaan. Als je bij een bezoek de bewoners aan tafel aantreft, ga je even ergens anders zitten als je niet wilt mee-eten.
Het valt me op dat men hier minstens zoveel over het weer praat als in Nederland; men klaagt voortdurend dat het veel te heet is. Ik kan dat niet beoordelen, want ik heb het permanent veel te heet, en ik kan het verschil in temperatuur met de dag van gisteren niet onderscheiden. Maar de afgelopen dagen is er toch een weersverandering op gang gekomen; het is zeer heiig en dat kondigt het droge seizoen aan. Veel mensen zijn verkouden, en men wijt dit aan deze weersverandering.

Inmiddels leven we al weer zo’n twee weken later, en is de Ramadan met gebed, feesten en ceremonies afgesloten. Tot het laatste moment bleef het onduidelijk of de laatste vastendag op zondag of maandag zou zijn. Iedereen had een andere mening, onderbouwd met argumenten. Als de maan na nieuwe maan voor het eerst weer zichtbaar wordt, is de vasten over, maar blijkbaar is dat niet schetenwappelijk vast te stellen; de maan moet daadwerkelijk door een regionale (Senegalese of Gambiaanse) vooraanstaande geestelijke gespot zijn. Op zondagavond 9 uur kwam het bevrijdende bericht over de radio. De twee daaropvolgende dagen waren dus public holidays; schoolkinderen hadden een week vrij. Het einde van het vasten wordt gevierd met een (zeer) kort gebed ’s ochtends om 9 uur. Modu nodigde mij uit daaraan deel te nemen, installeerde mij bij enkele vrouwelijke kennissen met de instructie ‘als zij buigen, knielen etc. doe je precies hetzelfde’. De bijeenkomst vond plaats op een groot plein naast de moskee, waar een menigte mensen in hun beste – doorgaans voor de gelegenheid aangeschafte – kleren (op zijn Paasbest, zouden wij zeggen) zich op gebedsmatjes had verzameld. Het gebed duurde nauwelijks tien minuten; daarna waren er omarmingen en handen schudden, en ging iedereen zijns weegs.
De rest van de dag was voor familiebezoek; in de compounds rondom die van mij was overal vrolijk gepraat en werd er, getuige de lekkere luchtjes, uitbundig gekookt. Het feest ging tot ’s avonds laat door. De volgende avond was klaarblijkelijk voor de jeugd; op mijn tocht naar een restaurantje strandde ik meermalen in enorme menigtes jongelui, lopend of met de auto van pa op weg naar een feest.

De afgelopen weken ben ik dus naast mijn onderzoek vooral ook druk geweest met het vinden, gebruiksklaar maken (laten schilderen; zelf doen zou mij onsterfelijk belachelijk maken) en inrichten van een klein appartementje. Het ligt in een ruime compound (een ommuurd terrein) met nog twee andere appartementjes en het huisje van de ‘conciërge’. Dit huisje mag eigenlijk geen naam hebben; hij woont met vrouw en vijf kleine kinderen, plus nog twee vrouwen van wie ik de status / familierelatie niet goed kan inschatten, in twee kleine kamertjes met golfplaatdak. De familie verblijft voornamelijk buiten het huis; de dames zijn bezig met de was of het eten, de heer des huizes zit met vrienden op het geraamte van een bed en drinkt kleine glaasjes ataja, de lokale thee – zeer sterk en zoet – waarvan de voorbereiding ruim een uur vergt. Daarmee komt men de dag wel door. De kinderen spelen op het terrein, en ik heb ze nog niet naar school zien gaan. Hoewel men mij heeft verzekerd dat de lagere school in Gambia gratis is, valt het me op dat er desondanks heel veel kinderen overdag ‘vrij’ zijn. Deels is dat te verklaren door de dubbele diensten die de scholen draaien: van acht tot een uur de ene shift kinderen, van twee tot zeven de andere. De capaciteit van het schoolgebouw wordt zo verdubbeld. Maar de school mag dan wel gratis zijn, het verplichte uniform en andere bijkomstigheden zijn dat niet, en blijkbaar voldoende obstakel voor veel ouders om hun kinderen naar school te sturen. Naast analfabetisme en toekomstige problemen op de arbeidsmarkt, groeien de kinderen volgens mij op deze manier in de traditionele rolpatronen van koken en wassen, dan wel thee drinken.
Desondanks heb ik niet de indruk dat de kinderen zich vervelen; alles om hen heen kan tot speelgoed dienen. Een oud fietswiel wordt een hoepel, waarmee ze behendig door de tuin rennen; grote spinnen zijn leuk om het kleine broertje angst mee aan te jagen (overigens dien ik als toubab ook als een soort spook. Kleine kinderen worden voor witneuzen gewaarschuwd; als ze stout zijn, neemt de witneus hen mee, zoiets als zwarte piet bij ons).
Onlangs heb ik twee kindjes meegenomen naar het strand; moest de moeder wel even uitleggen dat ze droge kleren meegaf, wat ze niet helemaal begreep, maar toch deed. Ik was gewaarschuwd dat ze van begin tot eind zouden zeuren om fanta en snoep, maar dat viel reuze mee. We hebben een kasteel gebouwd met een tomatenblikje als schep, en de muren versierd met schelpen. Vervolgens werd de zee verkend. De kids waren in eerste instantie als de dood voor zelfs de kleinste golfjes, blijkbaar totaal onbekend met het fenomeen zee, maar na enige oefening waagden ze zich tot kniediep en rolden en buitelden in de golfjes. Een hele overwinning. Men gaat hier niet veel naar het strand, en alleen de waaghalzen gaan de zee in. Zwemmen behoort niet tot de standaard opvoeding, en op de ‘Sunday beach’ waarover ik eerder schreef zijn twee mensen verdronken. Tragisch. Als ik meer tijd had, zou ik de grote hotels kunnen stimuleren in het laagseizoen hun zwembaden open te stellen voor zwemlessen. Het denken over maatschappelijke betrokkenheid gebeurt hier nog niet erg gestructureerd; bedrijven zijn begrijpelijkerwijs voornamelijk bezig zelf te overleven. Overigens lijkt de bedrijvigheid wel toe te nemen ten opzichte van de eerste keer dat ik Gambia bezocht, ruim drie jaar geleden, maar er is een duidelijke scheiding tussen de officiële economie van de grotere bedrijven (die belasting betalen) en de onderlaag, waar allerlei boeren, kleine bedrijfjes en winkeltjes, en rondreizende marskramers deel van uitmaken.
Gisteravond heb ik op de Universiteit van Gambia een college ‘Politics and development’ bijgewoond van Dr. Taal. Zijn betoog ging over ontwikkeling als waardevrij begrip, in tegenstelling tot de beleving van ontwikkeling door een specifieke samenleving. Met andere woorden, welke waarde hecht de lokale bevolking aan ontwikkeling; is het tegen te houden, en zo ja, wil men dat? Welke obstakels zijn er voor toegang tot ontwikkeling? Hoe kunnen we ontwikkeling duurzaam maken? Leuk voorbeeld in dit verband: wanneer een NGO in een dorp komt helpen de landbouwgrond tegen apen en geiten te beschermen, nemen ze een vrachtwagen vol prikkeldraad mee. Kosten: reken maar uit. De bevolking heeft een goede omheining echter onder handbereik; er zijn genoeg struiken en bomen met enorme stekels, die uitstekend dienst kunnen doen. En de toegang tot subsidiegelden voor mest en zaden is voor boerenvrouwen zeer beperkt, want men kent de weg niet, komt niet door de papierwinkel, en last but not least, de gelden worden in ruime mate afgeroomd door de regionale en lokale overheden. En dat komt dan weer door de traditionele machtsverhoudingen, die vooral op het platteland nog sterk aanwezig zijn. Kortom, stof tot nadenken. Dr. Taal wil zijn studenten vooral praktisch toepasbare kennis meegeven, en binnenkort mag men een essay over de mogelijkheden en obstakels in eenieders eigen dorp schrijven. Het was voor mij in ieder geval een boeiend en leerzaam college, niet in het minst door de reacties van de studenten.
– Wordt vervolgd –

  • 20 November 2006 - 13:37

    Suzanne:

    hallo Milou, zalig al die gebeurtenissen.....
    allemaal heel erg ingewikkeld. (inderdaad zoals ze slapen)enne
    millet is gierst.
    groetjes

  • 20 November 2006 - 14:40

    Sander:

    Groepsgezang.. hier doen de "first nations" het zo: Er is een onderliggend, simpel refrein dat allen herhalen, en daaroverheen "soleert" er een. de leider gaat door tot zij (meestal) er genoeg van heeft, waarna iemand anders de lead overneemt. Dit gaat door tot iedereen aan de beurt geweest is, en dat kan lang duren. Van veraf hoor je alleen het "koor"
    (HA ja ja ja - HA ja ja ja) Er zit een first nations groepje in het gebouw waar mijn bandje oefent, en dat is alles wat je hoort de hele avond.

  • 20 November 2006 - 16:56

    Corine:

    wat een genot om weer van je te lezen. Nog een hele goede tijd in de Gambia.
    hartelijke groet, ook aan Lucas, corine

  • 24 November 2006 - 13:06

    Marion :

    Hoi Milou, wat een heerlijk verhaal weer! Ik heb zelf meteen weer zin in the Gambia, maar wij gaan dit keer naar Argentinie. Afrika moet nog maar even wachten. Heerlijk om je verhalen te lezen in elk geval. Je schrijft heel mooi!

    Wil dr. Taal niet bij ABN AMRO collega komen geven? Over mogelijkheden en obstakels in een ieders kantoor/marktgebied? Lijkt me weer eens wat anders dan onze presentaties ;-)

    Veel plezier nog (en werkze natuurlijk!) en tot januari.

    XXX
    Marion.

  • 24 November 2006 - 13:42

    Vanessa:

    Hoi Milou,

    Ik hoop dat het goed met je gaat en dat de laatste loodjes veldwerk je niet al te zwaar vallen.

    Je schreef dat Jezus Isis heet in het Arabisch maar dat is niet helemaal correct: de juiste naam is Isa. Isis is inderdaad de welbekende oud-Egyptische godin, vrouw van Osirus en moeder van Horus.

    Ik kijk er naar uit je weer te zien!

    Veel liefs & succes toegewenst

  • 30 November 2006 - 13:39

    Frederik Claasen:

    Hoi Milou,

    Geweldig om al je verhalen te lezen. Ik heb erg moeten lachen om het Ramadan gebeuren, al hhet bidden, zingen en vasten. Wat een apate beleving moet dat zijn geweest! Ook mooi, al die foto's, wat een mooi land. Heel veel plezier nog Milou, wat gaat de tijd snel, binnenkort zien wij je weer. Ik kijk uit naar alle verhalen! Succes met jouw fieldwork. Groeten van mij en het SD team.

  • 05 December 2006 - 22:49

    Bart:

    Milou,
    alles wat je schrijft en ik zie/kan lezen bij flarden en vlagen, is in een zeer fraai geschreven verhalingsvertelling. Ik meen dat jouw onderzoeksproject een boek uit jouw hand zeker waard is. (Misschien wel alla de moderne Leni Rivenstahl?)
    Neem zeker zoveel foto's mee naar huis dat deze in een verhaal passend zouden kunnen zijn.
    Het gaat je goed, Bart

  • 18 December 2006 - 10:35

    Maurits:

    Hi Milou,

    Wat heb jij een hoop beleefd, en wat heb je het mooi opgeschreven! Ik heb van je berichten genoten, succes nog als je dit nog in de Gambia leest en anders succes met landen weer....

    tot in januari groeten Maurits VU

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

milou

Antropologie studeren betekent dat je ook veldwerk gaat doen; in mijn geval in Gambia. Heel kort gezegd richt mijn onderzoek zich op de impact van toerisme op de lokale bevolking. Het ontstaan van relaties tussen Westerse vrouwen en Gambianen brengt nieuwe elementen in de lokale samenleving. Eens zien welke dat zijn ...

Actief sinds 14 Juli 2006
Verslag gelezen: 793
Totaal aantal bezoekers 6169

Voorgaande reizen:

14 Augustus 2006 - 12 December 2006

Mijn eerste reis

Landen bezocht: